RecensiesRomans

Recensie: 14, Jean Echenoz

Je moet tot de groten behoren om het te kunnen: het verhaal van de Grote Oorlog, met miljoenen slachtoffers, in nauwelijks 120 pagina’s terugbrengen tot de kern. De Franse schrijver Jean Echenoz doet het in zijn nieuwste boek 14. Een persoonlijke en ingetogen vertelling over een jongeman die naar de oorlog gaat en weer terugkeert. Als symbool van al die anderen die gingen en al dan niet terugkwamen.

In zijn kenmerkende filmische stijl beschrijft Jean Echenoz de dag voorafgaand en de dagen volgend op de mobilisatie. Anthime maakt zoals hij wel vaker doet een fietstochtje door de omgeving, en staat op een heuveltje even uit te hijgen en te genieten van het uitzicht. Toen ‘werd Anthime ineens een verschijnsel gewaar dat hij niet kende. Boven in al die klokkentorens was plotseling, precies op hetzelfde moment, een piepkleine maar regelmatige beweging op gang gekomen: met een regelmaat van enkele seconden wisselden een zwart en een wit vierkant elkaar af alsof er een knipperlicht in werking was gezet’. Het is de stormklok, die normaal begrafenissen aankondigt. Wat volgt is in wezen ook een begrafenis, want een hele generatie mannen wordt vervolgens naar het front gebracht, waar velen van hen zullen sterven.

Ook Anthime moet naar het front, samen met veel van zijn vrienden en bekenden. Alleen de jonge jongens en oude mannen blijven achter. Charles, de onderdirecteur van de schoenenfabriek waar hij werkt, krijgt door toedoen van zijn vriendin Blanche, de directeursdochter – op wie Anthime ook een oogje heeft -, een ogenschijnlijk luizenbaantje bij de luchtmacht, die in de Eerste Wereldoorlog nog weinig voorstelde.

Anthime komt echter regelrecht in de hel terecht. Met licht cynisme toont Echenoz de dagelijkse verwikkelingen in de loopgravenoorlog die al snel ontstond. Om elk metertje grond wordt gevochten, grond die even later al weer opgegeven moet worden, onder zware verliezen. Als Anthime gewond naar huis mag wordt er luid voor hem geapplaudisseerd. Voor zijn stadsgenoten gaat de oorlog door, en is het dagelijkse bestaan er een van wegrottende paarden, gesneuvelde manschappen in ontbinding, de geur van pis, zweet, vuil en braaksel. De gruwelijkheid wordt aangestipt, maar niet te lang. De schrijver verontschuldigt zich er bijna voor dat hij deze gruwelijke realiteit ten tonele voert. “Dat alles is al duizend keer beschreven, dus misschien is het niet de moeite om nog langer stil te staan bij die smerige, stinkende opera.”

Met 14 schreef Jean Echenoz een indrukwekkend verhaal over de essentie van wat oorlog met gewone mensen doet. In korte en bondige taal laat hij zien hoe doodnormale jongens – slagers, boekhouders, boeren – figureerden in een strijd die de hunne feitelijk niet was. Het dunne boekje getuigt van een meesterlijke beheersing van taal en stijl. Echenoz biedt een breed en tegelijk gedetailleerd geschilderd panorama van de oorlogsjaren, waarbij hij inzoomt op enkele van die kleine gezichtjes die je van veraf nauwelijks kunt onderscheiden maar die van dichtbij ineens tot leven komen.

Reageer

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *