RecensiesRomans

Recensie: Butcher’s Crossing, John Williams

In literaire kringen kan 2013 wel de boeken in als het jaar van de (her)ontdekking van de Amerikaanse auteur John Edward Williams. Nadat zijn tot dan toe obscuur gebleven roman Stoner in 2006 opnieuw in het Engels werd uitgegeven, volgden andere vertalingen al snel. In de herfst van 2012 verscheen het boek ook in het Nederlands, tot nu toe werden er meer dan 200.000 exemplaren van verkocht. De Britse boekhandel Waterstones riep het uit tot boek van het jaar 2013. Nu is ook zijn vijf jaar eerder geschreven, tweede roman Butcher’s Crossing in het Nederlands uitgebracht. Was John Williams de schrijver van een goed boek, of was hij een goed schrijver?

Wat onderwerp betreft lijkt er weinig overeenkomst tussen Stoner en Butcher’s Crossing. Wat thematiek en stijl betreft is dat anders. De jonge Will Andrews geeft zijn studie aan Harvard College op en trekt naar het Westen. Tijdens zijn studie werd hij onwillekeurig aangetrokken door de woeste natuur waar hij over gehoord had en afbeeldingen van had gezien, aangezet door zijn onrustige innerlijk. “Tussen de bomen door en achter het golvende landschap, had hij een stukje van de verre horizon in het westen kunnen zien. En daar, heel kort had hij iets aanschouwd wat vrijwel even mooi was als zijn eigen verborgen natuur.” Hij komt uit in het gehucht Butcher’s Crossing, dat uit enkele huizen, een hotel, saloon en stalhouderij bestaat. Hij heeft wat geld te besteden, en laat zich al gauw overhalen door jager Miller om mee te doen aan een bizonjacht. Niet op de kleine kuddes die verspreid in de buurt nog rondlopen, nee, ze gaan op zoek naar een verborgen vallei die Miller enkele jaren geleden heeft gezien, waar nog een kudde van ouderwetse proporties huist. Met Andrews’ geld kopen ze een wagen voor de huiden, ronselen een vilder en gaan op pad.

Andrews, voor in de twintig, die nooit langer dan enkele uren op een paard heeft gezeten, moet alles nog leren. De wildernis die ze intrekken fascineert hem, maar hij ontdekt al snel dat de realiteit anders is dan hoe hij het zich had voorgesteld. Dagen rijgen zich aaneen, de hitte brandt, het water is schaars. Na een lange tocht komen ze aan bij de vallei, waar inderdaad een enorme kudde met bizons op hen te wachten staat. Miller pakt zijn geweer, Andrews leert de machtige beesten te villen, en de jacht lijkt succesvol te verlopen. Af en toe gaan Andrews gedachten terug naar Butcher’s Crossing, naar het hoertje Francine die hem daar probeerde te verleiden. Een glorieuze terugkeer ligt in het verschiet, met een rijkere Andrews, een man nu. Maar de jacht loopt uiteindelijk iets anders af dan verwacht.

John Williams geeft in Butcher’s Crossing een indrukwekkend beeld van de ruwe natuur, de kracht van de elementen in het westen van de Verenigde Staten. Maar ook van de persoonlijke coming-of-age van Andrews, van zijn zoektocht naar het ongrijpbare avontuur, en zijn confrontatie met de leegte en zinloosheid die hij in dat avontuur aantreft. De mannen hadden zich voorbereid op een verblijf van een aantal weken in de wildernis, maar onvoorzien worden dat vele maanden. Loodzware maanden die ze maar ternauwernood overleven. In die tijd wordt Andrews een ander mens, maar blijft hij tegelijkertijd dezelfde. Die tegenstrijdigheid toont zich op meer plekken: Andrews is ouder, maar in feite net zo jong, hij is wijzer, maar weet uiteindelijk niet meer. Butcher’s Crossing is een kruispunt in zijn leven, maar desondanks keert hij gedesillusioneerd terug naar diezelfde kruising. Uiteindelijk, laat Williams zien, laat de confrontatie met de natuur – en zijn eigen natuur – iets van ‘ontzetting’ achter, diep ingekerfd. Iets wat hij in zichzelf gevoeld had, maar niet onder woorden kan brengen. Het enige dat Andrews erover kan zeggen is “in gebroken zinnen, die niet uitdrukten wat hij wilde zeggen.” Bravo voor een schrijver die dat onuitsprekelijke gevoel op een lezer weet over te brengen.

Reageer

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *