RecensiesRomans

Recensie: De geheime kamer, Gabriella Håkansson

De Scandinavische literatuur is in de rest van de wereld vooral bekend vanwege de vele geslaagde thrillers en policiers. Verrassend is dan ook de opmars van een nieuwe schrijfster, die in eigen land al veel lof kreeg en met haar nieuwe trilogie ook internationaal aan het doorbreken is. Gabriella Håkansson schreef met De geheime kamer een fascinerende vuistdikke roman in Dickensiaanse stijl waarmee ze overtuigend de Zweedse tegenhanger van Umberto Eco genoemd kan worden.

Aldermanns erfgenaam, zo heet de roman in het Zweeds en Engels. Dat is misschien wel een betere titel dan ‘De geheime kamer’, want het gaat in dit boek niet zozeer om een geheime kamer als wel om de hoofdbewoner van het huis waarin die kamer zich bevindt. William Aldermann is de jonge erfgenaam van de rijke verzamelaar Gideon Aldermann. Deze Gideon heeft in een dure buitenwijk van Londen een huis laten bouwen van megalomane proporties, de Tempel. Geheel in de stijl van de oude Grieken en Romeinen, elk detail heeft zijn functie, en helemaal volgestouwd met originele overblijfselen uit Griekenland en Italië. Gideon was het hoofd van een obscure vereniging van gelijkgezinden, de Dilettanti, die naast een fascinatie voor alle materiële zaken uit de Antieke Oudheid ook de seksuele zeden van die tijd nieuw leven proberen in te blazen.

Als Gideon op leeftijd gekomen is verwekt hij een zoon, en hij neemt zich voor deze jongen helemaal op te voeden volgens de regels van de Dilettanti. Hier krijgt hij zelf niet lang de tijd voor, dus zet hij zich in om zijn nalatenschap goed te regelen: in zijn testament verplicht hij het personeel om in het huis te blijven wonen, en enkele vrienden geeft hij de taak om voor de jonge William te zorgen. Op termijn moet William verder gaan met het grote werk dat Gideon begonnen was: Het Grand Oeuvre. In het neoklassieke huis is een kamer verborgen waar alles over dat Grand Oeuvre verborgen ligt.

Maar een van de vrienden, Richard, breekt met zijn belofte aan Gideon. Hij vernietigt de bewijsstukken voor het bestaan van de geheime kamer en zorgt ervoor dat William niet onder de invloed van de andere Dilettanti zal vallen. En ook William zelf lijkt weinig geïnteresseerd in de geschiedenis van zijn vader, hij leidt een leven van regelmaat en rijkdom. Wel heeft hij een bijzondere interesse in de Franse keizer Napoleon, iets wat nogal gevoelig ligt in het monarchistische Engeland. Alles verandert wanneer hij te weten komt dat zijn vader wel eens contact heeft gehad met zijn idool.

De geheime kamer is een indrukwekkend eerste deel van wat een trilogie moet worden. Håkansson vermengt met vaardige hand feit en fictie en brengt de kleurrijke personages tot leven met gedetailleerde beschrijvingen. De korte hoofdstukken houden een prettig ritme in het verhaal, en bevatten cliffhangers die ervoor zorgen dat je meteen verder wilt lezen. Het verhaal voert vanuit de beschermde en benauwende omgeving van de Tempel naar de claustrofobisch aanvoelende sloppenwijken en uiteindelijk over het platteland van Europa en de wereldzeeën. Mooi uitgewerkt is het thema ‘vrijheid’, wat overal in het boek naar voren komt. Niet alleen in het leven van William, die moet leren om buiten de regels en beperkingen van zijn vader te durven stappen, maar ook bijvoorbeeld in het leven van zijn idool Napoleon, als die naar Elba en uiteindelijk naar St Helena wordt gestuurd.

Het boek is geschreven in een nogal bombastische stijl, en sommige beschrijvingen doen wat encyclopedisch aan. Ondanks dat word je onherroepelijk meegesleept in het verhaal. Håkansson sluit af met een cliffhanger van formaat, waardoor je eigenlijk niet kunt wachten tot het vervolg uit zal komen. Helaas zullen we daar nog een jaartje geduld voor moeten hebben.

Reageer

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *