RecensiesRomans

Recensie: De vlucht, Jesús Carrasco

Mensen die ergens voor vluchten zijn populair in de literatuur. Meestal draait het om hoofdpersonen die al dan niet fysiek wegrennen voor iets uit hun verleden, en door hun tocht en belevenissen op die tocht een soort verlossing vinden. In De vlucht, met de iconische geit op het omslag, is die tocht uiterst fysiek en het landschap waar doorheen getrokken wordt zo troosteloos en hard als een van de kringen uit Dante’s hel. In het poëtische debuut van Jesús Carrasco draait het om een naamloze jongen van een jaar of twaalf die zijn geboortedorp ontvlucht om te beginnen aan een nieuw leven.

De eerste uren van zijn vlucht brengt de jongen door in een gat in de grond, bedekt met wat takken, net buiten het dorp waar hij vandaan komt. Hij hoopt uit de ogen en handen van zijn achtervolgers te blijven, en ligt urenlang opgerold, als in de buik van een moeder. Waarvoor hij op de vlucht is, blijft lang onduidelijk. Hij is geboren in een dorp ergens op een grote dorre vlakte. Vroeger was het er een drukte van belang, toen er nog regelmatig regen viel en het uitgestrekte landschap bedekt was met akkers, doorkruist met kanalen en sloten. Inmiddels is het grootste deel van de mensen er weggetrokken, nog enkelen houden het vol – ofwel omdat ze geen geld hebben om ergens anders heen te trekken, ofwel omdat ze het hoofd boven water houden met het weinige werk dat er nog te doen is.

De jeugd van de jongen is tot nu toe niet makkelijk geweest, zoveel blijkt al snel. Zijn eerste optimisme over de tocht die hem te wachten staat verandert al snel in realisme, wanneer hij ontdekt hoe onherbergzaam en droog het land is. Zijn zoektocht naar eten brengt hem in contact met een eenzame rondtrekkende herder, die wat geiten onder de hoede heeft. Zijn poging om eten te stelen mislukt, hij wordt ontdekt, en de jongen blijft tegen wil en dank bij de herder – argwanend, want de rechter uit het dorp waar hij vandaan komt blijkt een beloning op zijn hoofd te hebben gezet.

Zo trekken de twee door het dorre landschap, de heetste uren ontwijkend, reizend in de ochtend- en avondschemer. Langzaam en zonder er al teveel woorden aan vuil te maken groeit hun verstandhouding uit tot een rudimentaire vriendschap. Ze komen uit bij een verlaten dorp, maar dan blijkt dat hun achtervolgers hen op de hielen zitten. De strijd tegen de elementen wordt afgewisseld met de strijd tegen hun belagers, en lang blijft onduidelijk wie er aan het langste eind zal trekken.

Carrasco schrijft in beeldende taal, waarin hij veel ruimte geeft aan de beschrijvingen van het landschap en de werking van de natuur. De vlucht doet af en toe wat denken aan Tommy Wieringa’s Dit zijn de namen, ook zo’n roman met aardse beschrijvingen en beeldende taal én een soortgelijke helletocht, maar ook aan de invloed van het landschap in Butcher’s Crossing van John Williams.

Het grote verschil tussen De vlucht en de twee hiervoor genoemde romans is misschien nog wel dat Carrasco in zijn boek de moraal en betekenis er af en toe wat sterk bovenop legt. De jongen is op de vlucht, en moet door een soort hel alvorens verlossing te vinden. Het ‘Zie de mens’ van de herder wijst op Jezus, alhoewel op verschillende punten duidelijk wordt dat de hoofdpersoon zijn toevlucht niet in religie wil zoeken. “Hij begon een onzevader te bidden, maar halverwege werd het alleen nog wat geprevel tot het gebed bestierf op zijn lippen en hij het voor gezien hield.”

Waar Carrasco vooral in uitblinkt is het in woorden vatten van de extreme warmte, het onverdraagzame landschap en de slopende tocht die de hoofdpersonen maken. Je voelt als het ware de blaren die de brandende zon achterlaat, de droogte die diep doordringt in de lichamen van de jongen en de herder, de honger die zweterige, smakeloze kaas en ranzige snijworst een lekkernij maakt.

Reageer

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *