RecensiesRomans

Recensie: Feest van het begin, Joke van Leeuwen

Met Feest van het begin schreef Joke van Leeuwen een roman die zo veelzijdig is als haar oeuvre. Speels en indringend, maar tegelijk soms afstandelijk. Over de geschiedenis, maar door het ontbreken van tijdstip en plaats tegelijk in het hier en nu. Ernstig, maar af en toe ook grappig. De jury van de AKO Literatuurprijs wist ze in elk geval te overtuigen en deze vond Van Leeuwen “een meesterlijk pianist die de toetsen lichtjes beroert”.

De schrijfster neemt ons mee naar het Parijs van de Franse Revolutie, al wordt dat nergens met zoveel woorden gezegd. Maar al in de eerste zinnen wordt duidelijk dat we ons in een grote stad bevinden, en zien we een volk dat in opstand komt tegen de koninklijke overheersing. Maar dat is alleen maar de proloog. Want verderop zoomt Van Leeuwen in op de levens van een handjevol mensen die door die revolutie op hun kop worden gezet.

Een van hen is de jonge Catho, een vondeling die in een klooster terecht komt. Daar maakt ze kennis met zuster Berthe, een jongedame van gegoede afkomst die door haar ouders naar het klooster wordt gestuurd vanwege enkele nachtelijke escapades. Ze zit daar dan ook tegen haar zin, maar in Catho vindt Berthe een gelijkgestemde dromerige ziel. Catho trekt zich aan Berthe op en leert schrijven van haar, Berthe ziet en behandelt haar als de kleine zus die ze altijd had willen hebben. Maar op een dag is Berthe plots verdwenen, alsof ze nooit in het klooster geweest is. Catho besluit daarop om voor de vrijheid te kiezen en ontvlucht de gestrenge zusters.

Tegelijk maken we kennis met Tobias, een instrumentenbouwer. Op een dag ontmoet hij Charles, een man die zijn passie voor muziek deelt. Samen maken ze muziek, Tobias op de klavecimbel of piano, Charles op zijn viool. Maar hoe teer de muziek ook is die ze samen spelen, hij verdoezelt niet het beroep van Charles. Charles is namelijk de beul van de stad, en aan zijn handen kleeft het bloed van vele misdadigers (en binnenkort onvermijdelijk het bloed van de elite). En dan is er ook nog kunstschilder Gustaphe, die hoopt dat zijn werken ook ooit in de Salon komen te hangen. De levens van al deze personages kruisen elkaar op een zeker moment in het boek.

Joke van Leeuwen schrijft in Feest van het begin prachtige, beeldende zinnen. Dat zorgt ervoor dat je sommige zinnen twee keer moet lezen voor je echt doorhebt wat er precies staat. Een vlot lezend boek is het dan ook zeker niet, maar dat is geen ramp, als je tenminste van mooie taal houdt. “De regen gutst langs de strenge gevels van een hospice voor wezen in een van de faubourgs, waar al vijftien jaar tussen andere kinderen met verloren ouders een vondelinge woont die op haar handen kan staan.”

Minder goed uit de verf komen de personages, die soms nogal afstandelijk worden beschreven, zoals Catho, die vaak ‘de vondelinge’ wordt genoemd. Namen zijn bij Van Leeuwen zo inwisselbaar als hun kleding. Nog abstracter worden personages getypeerd die verder weinig met het plot te maken hebben, zoals de koning en argeloze voorbijgangers die de paden van de hoofdpersonen kruisen. Dat is op sommige momenten de kracht, maar soms ook wel de zwakte van deze verder fijne roman.

Reageer

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *