RecensiesRomans

Recensie: Tot ziens daarboven, Pierre Lemaitre

Nog altijd zit de Grote Oorlog in het collectieve geheugen van de Fransen gegrift en worden er boeken over vol geschreven. Bijna honderd jaar na het begin van die oorlog won de roman Tot ziens daarboven een van de belangrijkste Franse literatuurprijzen, de Goncourt. De juryleden kozen voor een toch wel opmerkelijk ‘populair’ boek, ten koste van de wat zwaardere literaire tegenhangers die ook in de race waren voor deze prijs. Maar te begrijpen is die keus wel: Pierre Lemaitres boek is een indrukwekkend meesterwerk over de niet afgeloste schuld van een land aan zijn soldaten, een pakkend verhaal, eenvoudig maar doeltreffend verteld.

Na vier jaar oorlog zijn de soldaten het vechten moe. In de herfst van 1918 steken diverse geruchten de kop op dat het wel eens snel afgelopen kan zijn. Dat ontneemt velen de lust om te strijden. Een constatering die ook kapitein Pradelle trekt, maar waar hij geen genoegen mee neemt. Hij wil zijn heldenstatus na de oorlog namelijk veilig stellen, en daarvoor moet nog een heldendaad verricht worden. Om zijn mannen aan te moedigen stuurt hij twee soldaten op verkenning naar een Duitse stelling. De twee worden afgeslacht (in de rug neergeschoten) en dat zet de soldaten nog even in vuur en vlam. De heuvel wordt veroverd op de Duitsers, maar niet zonder verliezen. Albert, de hoofdpersoon van Tot ziens daarboven, passeert de twee neergeschoten verkenners en ziet dat deze in de rug zijn geschoten. Voordat hij kan bedenken wat dit betekent, werkt kapitein Pradelle hem vakkundig uit de weg, althans zo denkt hij. Opgeruimd staat netjes. Maar door een toevalligheid is Édouard in de buurt, een flamboyante jonge man uit een gegoede familie. Deze raakt bij de reddingspoging van Albert zwaar gewond en zoekt na de oorlog een manier om te verdwijnen, zijn familie wil hij niet meer onder ogen komen.

Samen met Albert verdwijnt Édouard enkele maanden later in de anonimiteit. Hij is een gueule cassée, een ex-soldaat die met een gruwelijke verwonding door het leven moet. Albert neemt de zorg voor hem op zich, een beetje alsof hij een schuld te vereffenen heeft omdat Édouard hem het leven gered heeft. Maar Alberts baantje als reclamebordloper brengt nauwelijks genoeg op. Zeker niet genoeg om de morfine te betalen waar zijn vriend inmiddels aan verslaafd is geraakt. Édouard komt dan ook met een verbluffend plan om snel geld te verdienen en de samenleving een loer te draaien.

Pradelle heeft zich intussen opgewerkt als boegbeeld en oorlogsheld. Toevalligerwijs is hij getrouwd met de zus van Édouard, die in de veronderstelling verkeert dat haar broer om het leven is gekomen en netjes begraven ligt in het familiegraf. En ook Pradelle is op zijn beurt bezig zich te verrijken. Miljoenen worden er uitgegeven om de doden een nette laatste rustplek te geven, en Pradelle zorgt dat hij er met zijn schimmige bedrijf tussen komt te zitten. Hij schuwt geen afpersing en is creatief: om kosten te besparen mogen de doodskisten best tientallen centimeters korter, dan moet er gewoon wat meer gepropt worden. En of de juiste botten bij het juiste naamplaatje terechtkomen maakt hem ook niet uit.

Pierre Lemaitre geeft met Tot ziens daarboven de vele ex-soldaten van de Eerste Wereldoorlog een gezicht. De samenleving liet hen grotendeels in de steek, velen moesten rondkomen van een mager pensioentje terwijl er grote bedragen werden gespendeerd voor de doden. De alwetende verteller in het verhaal fungeert bijna als een op zichzelf staand personage, en voorziet het verhaal van anekdotisch commentaar, meestal niet zonder enige donkere humor. Daardoor worden de personages levendiger en kleurrijker en winnen ze aan kracht.

In tal van scènes komt de ervaring als thriller- en scenarioschrijver van de auteur om de hoek kijken. Benauwend beschrijft hij bijvoorbeeld het moment dat Albert bedolven wordt onder een laag aarde, in een granaatkrater. Het laatste beetje zuurstof raakt op, Albert sluit zijn ogen, het einde nadert. Maar dankzij een verdwaalde rottende paardenkop en de hulp van Édouard neemt het verhaal een wending. De paardenkop is als een spiegel voor Albert, en in alles wat verder volgt blijft de kop hem bij. Een herinnering aan de dood die hij voor geen fortuin wil opgeven. De spiegel is een metafoor die vaker terugkomt, zo ziet Édouard een half verminkt hoofd als hij in de spiegel kijkt, en houden de oplichters heel Frankrijk een spiegel voor met hun praktijken. Niet uit idealisme overigens, in de samenleving die Lemaitre beschrijft lijkt daar geen plaats voor. Of misschien toch, in de persoon van een eenzame, wat schimmige ambtenaar, die de kans krijgt voor eens en voor altijd iets te betekenen voor de maatschappij. En die er ‘morele gemoedsrust’ voor terugkrijgt.

De zorgvuldig opgebouwde personages brengen Tot ziens daarboven tot leven. Het is een roman vol verbeeldingskracht, die goed leesbaar blijft dankzij de wat nonchalante, humoristische toon. Leesgenot gegarandeerd!

Reageer

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *