Hoe ver leidt de wetenschap ons op het pad van de maakbaarheid van de mens? Inmiddels zijn we in staat om dieren op kleine schaal te klonen, hoewel de techniek daarvoor nog in de kinderschoenen staat. Maar stel dat…? De engelenmaker van Stefan Brijs stond al langer op de lijst om nog eens te lezen. Het boek stamt al weer uit 2005, maar is nog steeds actueel. Het roept interessante en beklemmende vragen op over de vermogens van mensen om rondom het spelen met DNA weloverwogen keuzes te maken en laat zien waarom het zelf voor schepper willen spelen gevaarlijk én tegelijk verleidelijk is.
Op een dag arriveren ze in Wolfsheim, een dorpje ergens in de Duitstalige streek in de buurt van het drielandenpunt. Dokter Victor Hoppe, met zijn drie kinderen. Maar waar is hun moeder? Argwanend proberen de dorpelingen een glimp op te vangen van de kinderen, de dokter schermt ze echter zoveel mogelijk af voor de buitenwereld. Vooral om hun uiterlijk, zo ontdekken we gaandeweg, maar er zit meer achter. De kinderen, een drieling, hebben een hazenlip, net als hun vader. Dat is niet hun enige probleem: ze zijn ziek, doodziek.
Langzamerhand weten enkele dorpelingen de muur die Hoppe optrekt te doorbreken. Sommigen kennen hem nog van vroeger, toen zijn vader ook dokter in dit dorp was. Na een tijdje opent hij de praktijk weer, en hij neemt een gepensioneerde onderwijzeres aan om op de kinderen te passen en ze iets bij te brengen. Ze blijken de intelligentie van hun vader te hebben geërfd, en de onderwijzeres, Frau Maenhout, is onder de indruk van de vorderingen die ze maken. Ondanks het verbod van de vader om het met ze over God te hebben (maar over Jezus praten mag dan weer wel), vertelt ze hen over de hemel en leest ze uit de Bijbel. Ook het Onze Vader kennen ze al snel uit hun hoofd.
De engelenmaker bestaat uit drie delen, en min of meer drie verhaallijnen. Elk van die lijnen geeft een nieuw beeld van de persoon Victor Hoppe, en gaandeweg komen we dichter bij zijn geheim. Op een beklemmende manier vertelt de auteur hoe Hoppe werd wie hij is, het verhaal van zijn jeugd. Een niet herkende zware vorm van autisme staat aan de basis van zijn latere levensloop. Na zijn jeugd, die gekenmerkt werd door mishandeling en verwaarlozing, komt hij dankzij zijn intelligentie aan het werk als wetenschapper in de richting van voortplanting en embryologie.
De bijzondere vermenging van realisme en magisch-realisme is een van de dingen die opvalt aan dit boek van Stefan Brijs. Met de dorpelingen kijk je verbaasd naar die vreemde dokter die terugkeert naar zijn geboortegrond. In deze wat landelijke, dorpse omgeving is wetenschap iets dat ver weg staat en geen verband lijkt te houden met het leven van alledag. Hier kunnen hazenlippen nog ontstaan doordat je tijdens de zwangerschap naar een haas kijkt en krijgt iemand met rood haar al snel duivelse trekjes.
Vakkundig verweeft de auteur de thema’s in dit boek – wetenschap, religie en bijgeloof – door het intrigerende verhaal. Wat voor consequenties heeft het als mensen voor God gaan spelen? Boeiend is het om te lezen hoe de hoofdpersoon zich juist niet als God ziet, maar als Jezus. Zijn letterlijke lezing van het Oude Testament en het Nieuwe Testament (aangewakkerd door zijn autisme) brengt hem op de gedachte dat God alleen maar kwaad doet, en dat Jezus alleen maar goed doet. Maar hoe vallen die twee met elkaar te rijmen, wanneer Jezus de zoon van God is en daardoor als vanzelf eigenschappen van hem over heeft genomen? En wat zeggen deze verbanden over Victor zelf, in vergelijking met het karakter van zijn eigen vader? Zo is De engelenmaker toch vooral ook een verhaal over karakter en erfelijkheid, over autisme en menselijke relaties. Is dokter Hoppe ten diepste kwaadaardig, of slechts het slachtoffer van zijn verleden? Vragen die je niet loslaten na het lezen van dit boek, net zomin de vraag je loslaat of we in onze maatschappij wat sommige medisch-ethische zaken betreft al een onomkeerbare weg zijn ingeslagen.