Met zijn nieuwste boek De grote stilte (A History of Loneliness) snijdt de Ierse schrijver John Boyne een gevoelig onderwerp aan. Net als meer landen is Ierland de afgelopen jaren opgeschrikt door verschillende misbruikzaken rondom de Katholieke kerk. Mensen die je als gelovige zou moeten kunnen vertrouwen deden de meest gruwelijke dingen met kinderen en konden daar lange tijd mee wegkomen, met dank aan het wegkijken van officiële instanties binnen de kerk. Die stilte speelt een grote rol in deze roman, die beklemmend is maar waarin weinig lichtpuntjes te ontdekken zijn.
De hoofdrol in De grote stilte is weggelegd voor Odran Yates, die door zijn moeder naar het seminarie gestuurd wordt om te worden opgeleid tot priester. Volgens zijn moeder heeft hij een roeping gehad, en later ervaart hij dat zelf ook zo. Een gezinsdrama bracht hem al vroeg in zijn leven een grote wond toe, in een kerkelijke carrière lijkt hij rust te vinden, zowel voor hemzelf als voor zijn moeder. Dat constateert hij terugkijkend op zijn leven, want het boek is geschreven op een later punt in zijn leven en springt heen en weer in de tijd. Nauwgezet wordt beschreven hoe de houding van de Ieren tegenover priesters en pastoors in de loop der tijd verschoof. In zijn jonge jaren gebeurt het hem nog geregeld dat hij met respect bejegend wordt: mensen staan voor hem op in de trein, bieden hem eten aan. Enkele decennia later is dat veranderd in spot en scheldpartijen.
Odrans loopbaan brengt hem korte tijd zelfs in Rome, bij het toppunt van de macht in de Katholieke kerk. Die episode, inclusief een wat vage complottheorie, doet de verhaallijn van het boek weinig goed maar stelt de auteur wel in staat te schetsen hoe er tot in de hoogste regionen omgegaan werd met misbruikzaken. In zijn jonge jaren maken we Odran vooral mee als een wat naïeve volgeling van de kerk die weinig vraagtekens zet bij wat er allemaal om hem heen gebeurt. Wanneer een vriend van hem, Tom, tijdens zijn carrière in de kerk om de paar jaar al wordt overgeplaatst zijn er geen vermoedens waarom dat kan zijn, en als de huishoudster van diezelfde vriend hem hints geeft over dat hij niet alleen gelaten moet worden met een jonge misdienaar, heeft hij niets door. Later moet hij toegeven dat hij misschien bijna onbewust wel iets in de gaten had, maar niet doortastend genoeg was om er iets van te zeggen.
De keuze voor een verteller die zo dichtbij de kerk staat is best opmerkelijk en ook dapper. Een verhaal vanaf de kant van een van de slachtoffers had allicht voor meer drama gezorgd. Maar John Boyne doet zijn best om Odran ook als een soort slachtoffer van de gebeurtenissen neer te zetten. Af en toe lijkt de auteur alles in de kerk nog wel eens teveel op een grote hoop te willen gooien, bijvoorbeeld door de verteller in te laten stemmen met een uitspraak over paus Johannes Paulus II: ‘Die man haat vrouwen’.
Wat verder vooral opvalt is dat John Boyne weinig hoop geeft en heeft voor de toekomst van zowel de kerk als Ierland. ‘En voor ons allemaal, voor al deze mensen, was Ierland dat geworden: een land van drugsverslaafden, losers, criminelen, pedofielen en prutsers.’ John Boyne laat met zijn boek zien dat hij ook in staat is om over zaken die dichterbij komen een pakkende en boeiende roman te schrijven. Want vanaf de eerste zinnen ben je gegrepen door het verhaal dat hij wil vertellen. De auteur spaart niemand, de kerk niet maar ook de Ierse samenleving niet. In het voorbijgaan stelt hij diepgaande vragen zonder ze echt te beantwoorden, simpelweg omdat er geen bevredigende antwoorden mogelijk zijn. Waar ligt de schuld voor wat er gebeurd is? Bij de daders, zou je zeggen, maar wat als die zelf ook beschadigd zijn door iets uit hun jeugd? Eigenlijk kun je alleen maar stil zijn, misschien is dat wel de grootste boodschap van De grote stilte.