RecensiesRomans

Recensie: De tolk van Java, Alfred Birney

Zwart-wit, dat was zo’n beetje het beeld dat ik had van de koloniale tijd in Indië/Indonesië. De naar eer en geweten strijdende Nederlanders versus de rebelse onafhankelijkheidsstrijders met Soekarno als boegbeeld. Maar als er een ding is dat je meekrijgt van De tolk van Java, Alfred Birneys imposante roman, dan is het wel dat er niets zwart-wit was in de nadagen van de Tweede Wereldoorlog. Hoofdpersoon Arto Nolan(d) is de belichaming van die veelkleurigheid. Daar geboren en getogen, een half Chinees half Europees uiterlijk, met een Nederlands-Indisch hart.

Noland, geen land, dat is de naam die Indiër Arto aanneemt na afloop van de Indonesische onafhankelijkheidsstrijd. Het tekent de manier waarop hij naar zichzelf en zijn vaderland kijkt. Als onwettige zoon van een Indo-Europese vader en een Chinese moeder voelt hij zich het meest verwant aan de Nederlandse kolonisator en kiest hij ervoor om te strijden voor de Nederlandse overheersers. We volgen zijn levensverhaal door de ogen van zijn zoon Alan, die op een dag de memoires leest die Arto eenmaal in Holland in de jaren ’60 op zijn schrijfmachine tikt. Arto is nooit losgekomen van zijn herinneringen aan de Tweede Wereldoorlog en de daaropvolgende onafhankelijkheidsstrijd.

Tegen zijn kinderen en zijn Nederlandse vrouw is hij meedogenloos en hard. Pas als de laffe en in zichzelf gekeerde moeder er achter komt dat een haar kinderen met een mes onder zijn kussen slaapt, is de maat vol en schakelt ze hulp van buiten in. Vader Arto wordt uit zijn ouderlijke macht ontheven en moet het huis uit, de kinderen belanden in een internaat. Een nieuwe strijd begint voor Arto, tegen de instanties en voor het recht om zijn kinderen te zien. Want dat wil hij, ondanks de manier waarop hij met ze omgaat.

Feitelijk zijn er meerdere versies van Arto. Het begint namelijk allemaal met een bevlogen, strijdlustige Arto die in Indië opgroeit in een gezin waar geweld aan de orde van de dag is. Eigenlijk onherkenbaar in vergelijking met zijn latere persoonlijkheid. Als jongste moet hij geregeld klappen incasseren van zijn oudere broers, tot bloedens toe. Eenmaal ouder geworden gebruikt hij de opgebouwde woede en haat als brandstof voor zijn carrière in het leger. Na de oorlog meldt hij zich al snel bij de Nederlanders, en op een gegeven moment wordt hij aangenomen als tolk en raakt hij betrokken bij de Politionele Acties. Niet dat de functie van tolk de lading dekt, want in de praktijk vormt hij de voorhoede van de mariniers en moet hij zwaarbewapend de jungle in. De bloederige strijd stompt hem af, eerst kerft hij nog voor iedere dode een streepje in de kolf van zijn geweer, maar het worden er te veel. Alleen de keer dat hij een moeder en kind moet doden, vanwege een Javaan die zich achter hen verschuilt, blijft hem nog echt bij.

De memoires van zijn vader over de strijd in Indië vormen voor Alan een manier om zijn ouderloze jeugd te verwerken. Maar hoe kun je een jeugd verwerken waarin je ouders nooit hun ouderrol echt op zich genomen hebben? Helemaal in het reine komen met het verleden lukt dan ook niet. Desondanks krijg je als lezer in elk geval gaandeweg meer sympathie voor de hardvochtige vader Arto. Als je naar zijn levensloop kijkt, was er misschien wel haast geen andere uitkomst denkbaar.

Een groots verhaal over een Indiër die zijn geboortegrond moet verlaten, en vol met herinneringen en trauma’s naar Nederland komt. Alfred Birney weeft alle delen van dat verhaal nauwgezet samen tot een monument voor allen die net als zijn eigen familie een Indische achtergrond hebben. Het verslag van Arto over zijn tijd in Indië vormt het hart van de roman en is een soms bijna surrealistische, rauwe en vaak emotieloze blik op de werkelijkheid. Als het inderdaad de werkelijkheid is, want de verteller doet nog een poging om de sterke verhalen van de vader te ontkrachten, maar hij slaagt daar niet in.

De tolk van Java brengt de strijd in Indië dichtbij en neemt je mee naar de binnenlanden van het tegenwoordige Indonesië. Moorden, verkrachtingen, afgehakte ledematen, gruwelijke details, niets blijft je bespaard. ‘Bij elke revolutie en oorlog worden onschuldigen geofferd’, zo proberen Arto’s vroegere kameraden hun inzet voor de onafhankelijkheidsstrijd goed te praten. Maar daar kan Arto zich niet in vinden. Ondanks dat in zekere zin hij ook zijn eigen onschuldige kinderen een offer laat zijn in zijn persoonlijke strijd. Maar ook dit is misschien te zwart-wit gedacht. Want is hij zelf niet ook een slachtoffer?

Reageer

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *