In Dit zijn de namen gaat Tommy Wieringa op zoek naar de oorsprong, het ontstaan van religie. Hij doet dat door twee existentiële verhalen te verbinden tot één. Of hij die oorsprong ook daadwerkelijk vindt, is nog maar de vraag.
Pontus Beg is politiecommissaris in een uitstervende stad, ergens in een land ver in het oosten van Europa. Ooit was Michailopol een bloeiende provinciehoofdstad, waar handel een bonte mengeling inwoners trok. Nu zijn er nog een kleine 40.000 inwoners over en is de stad in de greep van corruptie en armoede. De hoop op een betere toekomst heeft Pontus Beg al opgegeven. Zijn enige plezier beleeft hij aan zijn huishoudster, die zo af en toe het bed met hem deelt, simpelweg als uitbreiding van haar takenpakket. Maar Beg komt plotseling op het spoor van een stukje onbekende familiegeschiedenis. Een Joods liedje duikt op in zijn herinnering, een gesprek met een rabbijn voedt het vermoeden, een zevenarmige kandelaar op een oude foto biedt uitkomst. Beg weet zich plotseling een Jood – en met die wetenschap krijgt zijn leven onvermoed weer glans. Hij hoort bij een eeuwenoud volk en Pontus maakt zich de geschiedenis en rituelen van de Joden eigen. Zijn ultieme doel is het bad te betreden waarmee niet alleen het lichaam maar ook zijn Joodse ziel een reinigingsbeurt krijgt.
Reiniging, herstel, een beter leven, dat is ook wat de groep vluchtelingen drijft die over de steppe sluipt. Als tien kleine negertjes dunt hun aantal geleidelijk uit. Ze hebben al hun geld en hoop gegeven aan een mensenhandelaar. ‘Steeds naar het westen’, dat was hun opgedragen. Na enkele dagen zouden ze dan de bewoonde wereld moeten inlopen. Maar dagen worden weken, weken worden maanden. De eerst nog naamloze leden van de groep krijgen kleur, een identiteit. De groep hangt echter als los zand aan elkaar, tot een van hen op een wel heel bijzondere manier de leiding krijgt toegeworpen. Meer dood dan levend bereiken ze de stad van Pontus Beg. Is dit het beloofde land dat hen voorgeschoteld was?
De zoektocht naar het beloofde land, het streven naar iets wat je nu nog niet hebt, dat is min of meer het hoofdthema van Dit zijn de namen. “De jongen dronk de wereld aan de andere kant in. Er was geen groter verlangen dan daar te zijn. Er waren geen problemen daar.” Met alleen de titel al laat Wieringa er geen twijfel over bestaan dat zijn boek – zoals zovelen – geënt is op de Grote Verhalen uit het verleden, die verhaalden van een beloofd land, het eeuwig paradijs, God. Toch staat niet religie maar de mens centraal, de mens als samenlevend individu. Juist in die samenleving lijkt het mis te gaan, en dat is ook de oorzaak van de constante zoektocht naar een plek waar het beter is. Maar de lezer weet inmiddels dat het in geen van de plekken waar de hoofdpersonen naar op weg zijn beter is, niet in het westen, niet in Michailopol, niet in Israël. Dit zijn de namen lijkt een hoopvolle roman maar schetst een inktzwart beeld van de mens.
Tommy Wieringa hanteert de pen met grote vaardigheid, maar vergeet zo af en toe, te midden van alle literaire technieken, zijn hoofdpersonen ook echt kleur te geven, ze herkenbaar te maken. Het verhaal blijft daardoor op afstand, de impact minder groot dan die zou kunnen zijn. De roman blinkt uit in doeltreffende beschrijvingen – “Later regende het. De gele pollen steppegras leken een zacht licht af te geven onder de rollende grijze wolken.” – Die korte, staccato vertelwijze zorgt voor een roman die vloeiend leest, soms aan het denken zet, maar weinig resoneert.