Een korte geschiedenis van het lezen van boeken
Lezen is niet weg te denken uit onze hedendaagse maatschappij, of het nu om functioneel lezen (verkeersborden bijvoorbeeld) of om recreatief lezen gaat. Maar hoe lang lezen mensen eigenlijk al, en wanneer begonnen we met het lezen van romans en thrillers? Een korte geschiedenis van het lezen van boeken.
Kleitabletten
Lezen begon met de uitvinding van het schrift, of eigenlijk misschien al wel wat eerder. Wetenschappers zijn het er over het algemeen over eens dat het schrift zo als wij dat nu kennen zijn oorsprong heeft in Sumerië, zo rond het jaar 3.500 voor Christus. Maar als je er over nadenkt zijn ook de nog veel oudere grottekeningen die bijvoorbeeld in Frankrijk, Spanje en Indonesië zijn gevonden eveneens een soort schrift, ze beelden immers iets uit dat herkenbaar was voor anderen. En de oudste bekende grottekening dateert van zo’n 42.000 jaar geleden! Waarom het zo lang heeft geduurd voordat mensen van tekeningen naar schrift gingen, is iets waarnaar we nu alleen maar kunnen gissen.
Niet dat de ontwikkeling overigens helemaal stilstond, want onder de noemer ‘proto-schrift’ vallen allerlei manieren waarop de vroege mensen door middel van symbolen met elkaar communiceerden. Zo zijn er bijvoorbeeld de Tărtăria-kleitabletten uit Roemenië van ruim 7.000 jaar geleden die vol staan met symbolen.
In de Bronstijd ging het vervolgens snel met de ontwikkeling van het schrift. In verschillende culturen begon men ongeveer tegelijkertijd met het noteren van dingen op kleitabletten, in het spijkerschrift. Rond die tijd kwamen in Egypte ook de bekende hiëroglyfen in gebruik. Het spijkerschrift begon als een manier om symbolen op kleitabletten weer te geven, maar die symbolen evolueerden gaandeweg in afzonderlijke letters en zo werd ons huidige alfabet uiteindelijk geboren.
Klassieke oudheid
Al die vroege manieren om dingen te noteren kun je echter nog niet direct als literatuur zien. In die tijd werden verhalen mondeling overgeleverd, en pas toen het schrift een grotere rol in de maatschappij ging innemen, werden ook verhalen op schrift gesteld. Een van de bekendste vroege verhalen die je nu tot literatuur zou kunnen rekenen is het Gilgamesj-epos, van zo’n 4.000 jaar geleden. Een soort fantasy avant la lettre, want de verhalen in het epos gaan over heldhaftige avonturen van de goden uit die tijd. Een paar honderd jaar later ontstond de Pentateuch, oftewel de eerste vijf boeken van de Bijbel zoals we die nu kennen: verhalen over het ontstaan van de aarde en de plaats van de mens daarop.
Met de klassieke oudheid nam het opschrijven van verhalen een grote vlucht. Vrijwel iedereen heeft waarschijnlijk wel eens gehoord van de Ilias en Odyssee van Homerus, en vanaf dat moment kun je ook verschillende genres in de literatuur gaan onderscheiden. Onder invloed van de populariteit van het theater werden er bijvoorbeeld steeds meer toneelstukken geschreven.
De Romeinse tijd bouwde voort op de Griekse periode, en breidde het aantal genres nog uit. Satire is een van de belangrijkste bijdrages van Romeinse schrijvers aan de literatuur. Gelijktijdig ontstonden er in Azië ook steeds meer literaire teksten.
Vanzelfsprekend nam met het aantal schrijvers ook het aantal lezers toe. De Grieken waren de eersten die in het onderwijs literatuur een centrale plaats gaven, naast bijvoorbeeld muziek en atletiek. De Romeinen volgden dit voorbeeld. Onderwijs was toen nog vooral iets dat in de familie geregeld werd, rijke families namen onderwijzers voor de kinderen in dienst of leidden slaven op tot privé-onderwijzers. Voor minder goed bedeelde families kwamen er gaandeweg publieke scholen, meestal enkel voor basisonderwijs. Daar kwamen ze in aanraking met de basale literaire teksten die de kern vormden van de antieke beschaving. Lezen was toen nog vooral iets dat een doel diende: er van leren, een beter mens worden. Lezen ter pure ontspanning zoals we dat nu doen, was in die tijd nog niet gebruikelijk. Opvallend is daarbij dat het de gewoonte was om hardop te lezen. De bekende kerkvader Augustinus (4e eeuw na Christus) wijst in zijn Belijdenissen bijvoorbeeld op de ongebruikelijke manier waarop Ambrosius van Milaan las: stil, in zichzelf. Stilletjes met een boekje in een hoekje gaan zitten was blijkbaar dus helemaal niet vanzelfsprekend!
Gedichten
Met de neergang van het Romeinse rijk verdween de literatuur niet uit de samenleving. Doordat er geen groot centraal rijk met één van boven opgelegde taal meer was konden er volkstalen ontstaan. Een grote rol in de literatuur van die tijd speelde het gedicht, steeds vaker ook op muziek. Dat kwam mede door de populariteit van troubadours, in Germaanse streken minnezangers genoemd. Een van de bekendste gedichten die op die manier werd overgeleverd is het Chanson de Roland, of het Roelantslied. Nog steeds diende literatuur in die tijd dus vooral het vermaak van meerdere mensen tegelijk, dit soort liederen, gedichten en theaterstukken werden vooral in het openbaar gezongen, voorgedragen of opgevoerd.
Pas in de Renaissance werd lezen meer iets persoonlijks. De elite begon de belangrijke teksten uit de klassieke oudheid opnieuw te ontdekken, en lezen werd een manier om zelfstandig de inhoud van die teksten te overdenken en er lering uit te trekken. Desondanks bleef lezen van ondergeschikt belang: het was belangrijker om zelf te schrijven, en op die manier een bijdrage te leveren aan de maatschappij. Lezers werden gezien als passieve burgers, schrijvers juist als actieve.
De oorsprong van de moderne roman zou je rond die tijd kunnen leggen. De gebruikelijke dichtvorm van literaire teksten evolueerde naar proza. Dat laatste had enkele voordelen: het kon makkelijker vertaald worden naar een andere taal en het had een serieuzere uitstraling, non-fictie teksten waren immers ook niet in dichtvorm.
Boekdrukkunst
Er was één belangrijke ontwikkeling die het lezen van boeken voor veel meer mensen bereikbaar maakte: de boekdrukkunst. Halverwege de vijftiende eeuw ontstond in Duitsland een snelle manier om boeken te drukken, met verwisselbare loden letters. Daarbij kwam ook nog eens dat papier steeds goedkoper werd en algemene geletterdheid toenam door betere scholing. De kerk zette die ontwikkelingen in om heiligenlevens en andere religieuze teksten goedkoop aan de wat hoger opgeleide massa ter beschikking te stellen. Het waren vooral vrouwen die deze boekjes kochten en dat was de manier waarop boeken hun weg naar huishoudens wisten te vinden. Gaandeweg nam het belang van religieuze teksten af en kwam er ruimte voor andere genres.
De Don Quichot van Cervantes uit het begin van de zeventiende eeuw wordt tegenwoordig gezien als een van de eerste echte moderne romans, vooral vanwege de manier waarop het hoofdpersonage in de wereld staat. Ook in Frankrijk en Engeland ontstonden in die eeuw langzamerhand de eerste voorbeelden van moderne romans, met bijvoorbeeld La Princesse de Clèves van Madame de Lafayette en The Pilgrim’s Progress van John Bunyan. Waren de hoofdpersonen tot de zestiende eeuw nog voornamelijk uitgesproken goed of juist slecht, in de moderne romans werden de personages meer dubbelzinnig: ze konden zowel iets goeds als iets slechts in zich hebben.
Massa
Toch bleef het lezen van fictie vooral beperkt tot de hogere klasse in de maatschappij. Tot het eind van de 18e eeuw was het aandeel fictie in de totale boekverkoop dan ook zeer klein te noemen, nog geen 5 procent. Bovendien stond het lezen van fictie nog niet in een goed daglicht, romans zouden een slecht effect hebben op degene die ze lazen. Vooral voor vrouwen was het lezen van romans en verhalen eigenlijk not done.
Met dank aan de opkomst van massamedia als kranten en tijdschriften en het feit dat mensen geleidelijk wat meer vrije tijd en geld kregen, kwam lezen ook voor de wat lagere klasse in beeld als tijdsbesteding. Populaire verhalen werden in series of feuilletons gepubliceerd die je voor een laag bedrag kon kopen, met als bekendste voorbeelden de romans van Charles Dickens en Alexandre Dumas. Daarnaast ontstonden er in de 18e en 19e eeuw veel meer verschillende genres, van schandaalromans tot misdaad, spanning, horror, romantiek en erotiek.
Bovendien werd er door de overheid en allerlei stichtingen meer ingezet op leesbevordering. Er kwamen openbare bibliotheken en leeszalen waar je goedkoop boeken kon lenen, in eerste instantie vooral bedoeld voor arbeiders. Lezen werd verder steeds meer iets om een nationale identiteit mee vorm te geven: propaganda deed zijn intrede in de literatuur. De komst van goedkope paperbacks, pocketboeken, rond de jaren ’30 van de twintigste eeuw, hielp ook nog eens mee om het lezen van boeken algemener te maken.
Bestsellers
Steeds vaker kwamen er in de loop van de geschiedenis schrijvers en boeken die het goed deden bij het publiek, met name door de opkomst van massamedia, eerst de kranten en later de radio, televisie en uiteindelijk het internet. De eerste ‘moderne’ bestsellers kwamen van achttiende en negentiende eeuwse schrijvers als Daniel Defoe, Charles Dickens, Voltaire, Goethe en Jules Verne. In de twintigste eeuw zette die trend alleen maar door, tot aan de schrijvers die nu bekend zijn als J.K. Rowling, Dan Brown, George R.R. Martin en Stephen King.
Inmiddels is lezen dus niet meer weg te denken uit onze samenleving, en gelukkig maar! Volgens onderzoek lezen in Nederland negen op de tien mensen boven de 13 jaar wel eens in een boek – gedrukt of digitaal. Gemiddeld lezen we met zijn allen tussen de zes en zeven boeken per jaar. Er is dan ook voor elk wat wils, en dankzij de vele bibliotheken, boekhandels en internetwinkels genoeg mogelijkheden om aan nieuw leesvoer te komen. Nu alleen nog wat meer tijd zien te vinden voor het lezen…
Graag gelezen, Martijn!
Wat een mooi overzicht, heel interessant! Bedankt hiervoor.