Inspiratie

Interview Martine de Jong: ‘Je moet steeds oplossen wat je aanricht.’

Ik ben te vroeg. Het café waar ik met Martine de Jong heb afgesproken is zelfs nog niet open. Gelukkig is de bakker naast Café Goos wel al in bedrijf, daar drink ik een cappuccino. Zo kan ik meteen de buurt die ik voor mijn gevoel al ken, maar waar ik nog nooit ben geweest, eens in het écht bekijken. Ik volg Martine namelijk al jaren. Dat klinkt zo een stuk verontrustender dan het is. Martine legt al sinds 1999 haar leven en dat van haar gezin op verschillende manieren online vast. Café Goos, waar ik me precies op de afgesproken tijd geïnstalleerd heb aan een tafeltje mét stopcontact om ervoor te zorgen dat een lege iPhone-accu me niet belet het gesprek op te nemen, komt regelmatig in haar blogs en plogs voorbij. Hier schreef ze een groot deel van haar debuutroman De mannen van Raan. Aan het tafeltje achterin, bij de verwarming. En ook de boekpresentatie werd hier gehouden. Het was vanzelfsprekend geen verrassing dat Martine juist deze plek uitkoos om met mij te praten over haar kersverse auteurschap. ‘Ik denk wel dat je dat kan’ “Toch denk ik nog steeds dat ik elk moment door de mand kan vallen.” Een roman schrijven, het was nog nooit in haar opgekomen. Tot ze op een dag door een uitgeverij uitgenodigd werd voor ‘een kopje koffie’. Of ze wel eens overwogen had om een roman te schrijven, fictie dus. Het was de laatste vraag die ze verwacht had. Door de artikelen die ze schreef voor Recensiekoning.nl had ze wel geleerd om “tekst te maken, meters te maken”. Ze had ook al eens bedacht dat het leuk zou zijn om een kort verhaal te schrijven, maar dat had ze nog nooit gedaan. Soms is een klein duwtje echter alles wat er nodig is: “Op het moment dat iemand tegen je zegt: ‘ik denk wel dat je dat kan’, dan ga je dat gewoon doen.” Nog diezelfde middag is Martine in een hoek van de huiskamer gaan zitten en zette ze de eerste scène op papier. De scène dat Raan koekjes bakt voor Per, in zijn eigen keuken. Puzzel De mannen van Raan is niet hoofdstuk voor hoofdstuk geschreven, het verhaal is organisch ontstaan. “Dat vond ik echt magisch! Dat dat zo werkt [met schrijven] en daar snap ik echt nog steeds niks van, hoe dat heeft kunnen gebeuren.” Schrijven voelt voor Martine als het oplossen van een puzzel. “Je moet steeds oplossen wat je aanricht. Het maken van een tekst is zo leuk, juist omdat het zo moeilijk is.” En dat puzzelen nam Martine zelfs heel letterlijk: “Het hele boek is op een logigram van Einstein geschreven. Die heb ik herschreven naar de figuren uit het boek. De zinnen uit het logigram zijn de stukjes informatie die ik vrij kon geven in de roman. Een slim iemand kan de hele puzzel oplossen. Zo was ik er tijdens het schrijven zeker van dat ik niet iets weggaf wat niet mocht.” Twee jaar werkte Martine aan haar debuutroman, toevallig ook het aantal jaren dat haar kinderen schelen qua leeftijd. “Ik vond twee jaar wel een mooie tijd. Je krijgt een kind, je schrijft een boek.” Wie Martine online volgt, ziet dat ze niet graag stil zit. Hoe vond ze de tijd om een roman te schrijven, naast haar werk voor Zondag met Lubach, haar gezin en haar sociale leven? “Ik ben gewoon heel streng geweest. In bepaalde perioden waarvan ik wist dat ik meer tijd had, moest ik van mezelf 1000 woorden per dag typen.” Nadat alle hoofdstukken in de steigers stonden en ze een idee had van de hoeveelheid woorden per hoofdstuk is ze het “gaan aftikken”. En als het nou een dag niet ging, vraag ik haar, denkend aan mijn eigen schrijfaspiraties. “Daar geloof ik niet zo in. Dan moet je toch tikken. Het is gewoon werken. Je moet vooral niet gaan wachten tot de inspiratie komt. Ook al heb je geen zin of weet je niet waarover je moet schrijven. Ga maar gewoon tikken.”
Afbeelding: Bureau RuST
Afbeelding: Bureau RuST
Bescherming Tijdens het schrijven van de eerste versie van De mannen van Raan las er niemand constructief mee. Alleen de eerste scène liet ze lezen aan haar beste vriend, Arjen Lubach. “Hij stuurde: ‘ik wist niet dat je dat kon’. Dat was natuurlijk heel fijn om te horen!” De eerste complete versie van het manuscript ging naar de redacteur van Uitgeverij Podium en over die fase is Martine heel tevreden. “Ik vond het heel fijn, het hebben van een redacteur. Het is fijn als je iemand hebt die je beschermt voor die laag daarbuiten. Zij zorgt ervoor dat je niks gênants doet voor het naar buiten komt. Daar ben ik heel ontvankelijk voor, want ik vind het al zo eng en dan is het fijn als iemand die er verstand van heeft meekijkt.” Huilen Haar online aanwezigheid helpt Martine zeker bij de promotie van haar boek. “Mensen gunnen mij heel veel, merk ik. Dat vind ik echt hartverwarmend. Het is zo lief allemaal, ik reageer ook overal op. Ik zit elke dag wel een keertje te huilen. Ik moest zelfs huilen toen ik een vrachtwagen van CB [Centraal Boekhuis, red.] voorbij zag komen. Ik dacht: ‘Misschien zit ik daar wel in.’” En nu? Martine heeft de smaak van het schrijven te pakken, dat blijkt wel wanneer ik haar vraag of ze plannen heeft voor een tweede boek. “Ja! En een derde en een vierde… Toen uitgevers enthousiast waren, was ik zó opgelucht. Want ik hoef niet meer mee te doen met het echte leven. Ik kan nu dit blijven doen tot ik dood ga.” Er is nog geen concreet idee voor het tweede boek, wel “een paar interessante lijntjes”. “Ik maak me er geen zorgen om, want het ontstaat wel tijdens het schrijven. Ik wil in elk geval verder uitdiepen wat er kan in een roman.” Meer weten over Martine? Ze blogt en plogt op 10e.nl Meer informatie over De mannen van Raan vind je op de website van Uitgeverij Podium.

Reageer

Het e-mailadres wordt niet gepubliceerd. Vereiste velden zijn gemarkeerd met *