De Spaanse romanschrijver Carlos Ruiz Zafón is een van de bekendste Spaanstalige auteurs, een status die hij verdiende met het succes van zijn boeken over Barcelona, waarvan De schaduw van de wind de bekendste is. Voordat hij dat boek schreef, had hij een viertal Young Adult-boeken op zijn naam staan. Marina is daar de laatste van, en duidelijk is te merken dat hij hierin al in een soort overgangsfase zit van het genre Young Adult naar romans voor volwassenen.
Marina speelt zich ook in Barcelona af, het Barcelona van Zafóns jeugd, rond 1980 – alhoewel de sfeer soms doet denken aan minimaal een eeuw eerder. Het verhaal wordt verteld door de dan 15-jarige Oscar Drai, een leerling op een kostschool. Op een dag ontdekt hij een half vervallen huis ergens aan de rand van Barcelona. Hij kan de verleiding niet weerstaan om er een blik naar binnen te werpen. Het blijkt het huis te zijn van Germán Blau en zijn dochter Marina. Germán was vroeger een getalenteerd schilder, maar na de dood van zijn vrouw heeft hij zijn penselen aan de wilgen gehangen. Oscar raakt gefascineerd door Marina en haar vader en zoekt steeds meer uitvluchten om de kostschool te verlaten en tijd door te brengen bij de betoverende Marina.
Het wat fragiele maar tegelijk levendige meisje Marina neemt Oscar mee om hem iets mysterieus te laten zien. Ze komen uit bij een oude begraafplaats. Daar verschijnt een keer per maand een koets, getrokken door zwarte paarden, met als passagier een gesluierde dame. Ze legt keer op keer een enkele roos op een anoniem graf. Oscar en Marina besluiten haar te volgen om er zo achter te komen wie de onbekende vrouw is en wat haar verbindt met het onbekende graf. Het is het begin van een angstaanjagende zoektocht. De twee komen macabere personages uit de recente geschiedenis van Barcelona op het spoor en ontdekken een geheim dat dodelijke consequenties kan hebben.
De roman staat vol met het bloemrijke proza dat we al van Zafóns latere boeken kennen. Dat levert prachtige beschrijvingen op die direct de juiste sfeer neerzetten, zoals bijvoorbeeld bij de introductie van Sentis, een van de sleutelpersonages rond het geheimzinnige verleden van de onbekende gesluierde vrouw. “Sentis was een corpulente man die woonde in een granaatappelrode huisjas. Tussen zijn lippen hing een uitgedoofde pijp en zijn gezichte werd verfraaid door zo’n ringbaard die overging in bakkebaarden, type Jules Verne. De woning lag boven het oerwoud van platte daken van de oude stad en zweefde in etherisch licht.”
Marina is duisterder en bovennatuurlijker dan Zafóns volwassenromans, en dat heeft zo zijn charmes, maar werkt soms ook wat afstotend. Vooral tegen het einde aan, als de tot dan toe schimmige personages en gebeurtenissen ineens concreter worden. Zafón is juist op zijn best in de aanloop naar dat einde, wanneer veel van het plot nog in raadselen gehuld is en je je met Oscar afvraagt wat de verklaring kan zijn voor al die zonderlinge gebeurtenissen. Het boek neemt je mee langs de duistere kantjes van het gotische Barcelona, door donkere gangenstelsels, langs overwoekerde tuinen, vervallen villa’s en spookachtige begraafplaatsen. De auteur toont alvast wat van zijn talenten die zijn latere romans tot zulke bestsellers maakten.