De Vlaamse schrijver Peter Terrin beleefde in 2012 zijn doorbraak met de roman Post Mortem, die dat jaar de AKO Literatuurprijs won. Zijn nieuwste boek is een korte roman, die ondanks zijn bescheiden omvang veel te zeggen heeft. Terrin schrijft in mooie beeldende zinnen en gebruikt tegelijkertijd geen woord teveel.
Jack Preston is een automonteur die zich vanuit een klein Brits dorpje opgewerkt heeft naar een plek in de renstal van Lotus. Zo raakt hij betrokken bij de jaarlijkse straatrace in Monte Carlo. Daar treffen we hem op het moment dat hij zijn belangrijkste daad ooit verricht. Onder toeziend oog van de duizenden toeschouwers ontbrandt plotseling een wolk benzinedamp, juist terwijl de beroemde filmster Deedee zich langs de auto begeeft, in de richting van de prins die ze wilde begroeten. Jack werpt zich op de mooie actrice, deels geholpen door de luchtdruk van de explosie, en beschermt haar lichaam zo tegen de vlammen. Zelf houdt hij er een akelig verbrande rug en nek aan over.
De automonteur ligt enkele weken in een Frans ziekenhuis, min of meer te wachten op het moment van zijn glorie, als hij beloond zal worden voor zijn heldhaftige gedrag. In plaats daarvan lijkt echter iedereen hem te vergeten, en als hij voldoende hersteld is wordt hij per auto over het vasteland naar de boot vervoerd. Een vliegtuig of zelfs een ambulance is te duur voor zijn werkgever. Zoveel is hij niet waard.
Ook thuis blijft Jack in de veronderstelling leven dat elk moment een brief van Deedee kan arriveren om hem te bedanken voor zijn reddingsdaad. Zijn dorpsgenoten begroeten hem enthousiast en willen alles over de gebeurtenis horen. Maar dan blijkt dat niet hij maar de lijfwacht van Deedee door de media als de grote held wordt gezien. Hij was het tenslotte die Deedee en de monteur van de plek des onheils wegsleepte.
Buitengewoon levendig omschrijft Terrin de langzaam wisselende gevoelens van Jack. Als een brief uitblijft, zet hij zijn hoop op een talkshow, waar Deedee zou verschijnen voor een interview. Hij is ervan overtuigd dat ze Jack op een of andere manier zal bedanken voor zijn daad. “Wie was die Jack Preston? Wie was die man die Deedees gezicht gered had en live op de televisie de tranen over haar wangen deed rollen? Het publiek had recht op deze man uit Aldstead.”
Jack raakt steeds meer geobsedeerd door de actrice en dat zorgt ervoor dat hij langzaam ontspoort in zijn dagelijkse leven. Dat ontsporen gaat gepaard met een toenemende aantrekkingskracht van zijn vrouw, die door zijn wonden en afwezigheid wellustiger dan ooit wordt. Maar voor Jack is er alleen nog maar de beloning voor zijn daden, die door Terrin ook steeds nadrukkelijker religieus geduid wordt. “De Heer zou voor evenwicht zorgen. Hij vroeg toch niet veel? Eén teken, dat was alles. Eén onmiskenbaar teken.” Dat teken krijgt Jack, daar zorgt de auteur wel voor. Maar anders dan hij het zich had voorgesteld. Want Jack gaat dan wel naar de kerk, maar ziet daar niet waar het werkelijk om draait, ook in de kerk is hij in zekere zin op zoek naar zijn eigen geluk. “Hij richtte zijn blik omhoog naar Jezus aan het kruis, maar hij zag het beeld niet.” Als hij nog wat verder omhoog gekeken had, zou hij in het sluitstuk van de roman gezien hebben hoe astronaut Buzz Aldrin als eerste op de maan een hostie nam en wat wijn dronk.
Was Jack Preston een held, of stond hij simpelweg op het juiste moment op de juiste plaats? Terrin speelt met zijn lezers zoals hij met zijn personages speelt. Sommige dingen zijn niet te doorgronden, lijkt de boodschap, en soms is een beetje meer vertrouwen nodig. Doe je ogen dicht en tel tot twintig. “‘We zijn in goede handen,’ zei Jack Preston. ‘Hij zal ons leiden.’”