Van Robert Seethalers eerste in Nederland verschenen roman, Een heel leven, was ik onder de indruk. Een prachtig verhaal met subtiele beeldspraak. Dankzij het succes van deze roman brengt de uitgever nu een eerder boek van hem ook in Nederland uit, De Weense sigarenboer. Op het oog twee hele verschillende romans over verschillende onderwerpen, maar er zijn toch overeenkomsten te bespeuren tussen de twee boeken.
In De Weense sigarenboer maken we kennis met Franz Huchel, een eenvoudige jongen, enkel kind van een alleenstaande moeder, uit een plattelandsstadje in Oostenrijk. Daar groeit hij op en ontwikkelt hij een liefde voor de natuur, voor het alleen zijn. Maar wanneer de weldoener van Franz’ moeder overlijdt, veranderen de tijden voor Franz en zijn moeder. Hij wordt naar Wenen gestuurd, naar de sigarenzaak van een oude kennis van zijn moeder, die nog bij haar in het krijt stond.
Hij vertrekt naar de hoofdstad, ondanks de spanning toch ook vol goede moed, ‘zo licht als een veertje’. Zijn nieuwe baas, Otto Trsnjek, laat hem zonder veel woorden direct aan het werk gaan, en zo maakt hij langzamerhand kennis met de gevarieerde clientèle van het sigarenzaakje. Van hoge tot lage klasse, iedereen komt er om een krantje of een sigaartje te kopen. Ook Joden, in die tijd kon dat nog. Want we zitten hier vlak voor de Anschluss, het is 1937, de stad is nog het toonbeeld van vooruitgang en moderniteit.
Onder de klanten van de sigarenzaak, bevindt zich ook een zekere professor Sigmund Freud. De schuchtere Franz sluit vriendschap met hem, in ruil voor een sigaartje neemt de professor hem min of meer onder zijn hoede. Want Franz, een opgroeiende jongen, loopt tegen een probleem aan waar heel veel mensen van zijn leeftijd tegenaan lopen: de liefde. Franz maakt de overgang mee van jongen naar man, en tegelijk verandert de wereld om hem heen. De Jodenhaat wordt zichtbaarder, het fascisme steekt de kop op. En uiteindelijk is daar dan de Anschluss. Kranten en sigaren verkopen aan Joden is ineens verboden, het assortiment aan kranten verandert, en de waarheid van de ochtendbladen is de leugen van de avondbladen, meningen, regels en wetten wisselen elkaar in hoog tempo af.
De Weense sigarenboer heeft even tijd nodig om op gang te komen. Vooral het tweede deel van de roman is sterk. De druk wordt opgevoerd, Wenen bruist en beeft tegelijk, het land is in afwachting van iets dat komen gaat, maar niemand weet wat. Die vooroorlogse sfeer weet Robert Seethaler perfect te schetsen, je kunt je er door zijn beeldspraak en taal heel goed een voorstelling van maken. Hoe het leven aan de ene kant gewoon doorgaat, en aan de andere kant heel veel dagelijkse bezigheden ineens heel nietszeggend lijken, in het licht van de grote wereldgebeurtenissen.
De roman is daarmee een roman van tegenstellingen, want dit motief komt op meer plekken naar voren. Bijvoorbeeld in het rustige leven op het platteland, de moeder die thuis aan haar zoon denkt, een band die wordt verbeeld door de briefkaarten die ze elkaar sturen, van de stad naar het platteland en omgekeerd. En boeiend is ook de manier waarop de elitaire Freud een band opbouwt met de eenvoudige Franz.
Maar de roman is bovenal een verhaal over een samenleving in een overgangssituatie, eigenlijk net als Seethalers eerdere boek Een heel leven. Daar was het de overgang naar de moderniteit, hier is het de overgang naar een onderdrukkend regime. Dat er in deze samenleving geen plek is voor een sigarenzaakje, waar alles en iedereen welkom is, staat bij voorbaat al vast.